Trends in slibontwatering

In 2012 voerde Aiforo in opdracht van de STOWA een studie uit naar trends in het ontwateren van zuiveringsslib. Het onderzoek bevat een literatuurstudie naar trends in de laatste 10 jaar, maar geeft ook een interessant overzicht van de belangrijkste kentallen voor het ontwateren van zuiveringslib. Over dit onderzoek verscheen in H2O een samenvatting. Op de website van H2O staat een uitgebreider artikel en via de website van de STOWA is het volledige rapport te downloaden.

In het bijzonder wordt in de studie aandacht besteed aan de toename van het polymeergebruik in de laatste jaren. Vergisting en biologische defosfatering vragen beide een hoger polymeerverbruik bij de ontwatering van slib. Vanaf 2007 groeit het aantal zuiveringen dat biologische defosfatering combineert met chemische defosfatering sterk. Deze toename verklaart daarom een deel van de toename van het polymeerverbruik. Over de gehele linie worden echter meer polymeren gebruikt – bij alle soorten slib en bij alle ontwateringsmethoden. Waarschijnlijk speelt de veranderde bedrijfsvoering op de rioolwaterzuiveringen hierin een rol. Er is minder tijd, geld en aandacht voor analyse en optimalisering van het slibontwateringsproces. Kennis raakt hierdoor versnipperd of verdwijnt.

Waterschappen kunnen de bedrijfsvoering rond de slibontwatering optimaliseren door het proces beter te volgen. Door regelmatig de geleidbaarheid, viscositeit en ladingdichtheid van het polymeer te bepalen kunnen ze zien of de aanmaak en de kwaliteit van het polymeer constant is; een thermogravische bepaling van vrij water in het slib geeft een goede voorspelling van het ontwateringsresultaat. Dit verkleint ook de afhankelijkheid van kennis van individuen en van informatie van leveranciers. In een vervolg bij Waterschap Scheldestromen zijn hiermee al interessante resultaten bereikt. In 2013 start hiernaar een STOWA studie  die ook door Aiforo wordt uitgevoerd.

Samenvatting

Voor het ontwateren van zuiveringsslib wordt vooral sinds 2008 steeds meer polymeer verbruikt, terwijl het ontwateringsresultaat min of meer gelijk blijft. Sinds 2008 is er sprake van diverse ontwikkelingen die hierin een rol spelen:

–   Het aantal zuiveringen met een combinatie van biologische en chemische fosfaatverwijdering groeit sterk.

–   Er is een lichte stijging van het aandeel vergist slib.

–   Bedrijfsorganisatorische veranderingen verminderen de mogelijkheden om het ontwateringsproces te optimaliseren.